Notes |
- "Heden zijn wij L.J. de Jong en mijne echtgenote V.W. Merkurius met meer anderen als J.W. van der Ende, J.M. Bottema en vrouw, E.G. Veltman en vrouw, en de echtgenote van onze Predikant J.P. van der Woude, door deze laaste met het heilig doopzel tot leden van Christus' kerk hier op aarde in het algemeen, en tot de Doopsgezinde gemeente hier in het Oude Huis in het bijzonder, ingewijd, an alvorens onze geloofsbelijdenis te hebben afgelegd."
- A mighty storm blew through all of Holland on 29 Nov 1836 (described on pp. 104,105); "De verwoesting is onbeschrijffelijk geweest, alles is bedaard en stil, 't weder en de mensch, 't weder zagt, de menschen zien de verwoesting met verbazing, en aller handen uit de mouw om zoo veel mogelijk weder te herstellen, wat heden doenlijk is. Van onze molen kunnen zes gebroken en omgewaaide molens worden gezien, als 1) die van J.W. van der Ende c.s. welke is afgebrand, en de brand van gisteravond was, 2) die op de Slagtend, gister gemeld, van H.W. de Groot, 3) een op de Vleerbosch, de romolen genoemd, of ook rodemolen, 4) die van de oude Tolhek van Jan Talman, 5) bij 't Oud of Koningdiep de kop of bovenhuis af van O.H. de Roos, 6) de moddermolen van S. Jiskes. De namen zijn de meijers of gebruikers."; the description of the damage throughout the Netherlands continues.
- "Den 16den eerst bekend geworden, is gelijk men zegt hier de dusgenoemde tongblaar, een erge heerschende ziekte, onder het rundvee uitgebroken; twee vette koeijen van Bauke U. Westerterp. Zedert eenige tijd op een ? twee plaatzen in Friesland; meer in Holland, waar hetzelve, gelijk men zegt, eenigzins de zedert jaren zeer erge longziekete vervangt. Deze laatste had daar en in eenige naburige provincies erge verwoestingen aangerigt, daar er eenige landlieden waren, die 20 ? 30 hadden verloren. Deze dus genoemde tongblaar, doch liever mondzeer gelijk Numan schrijft, is niet dodelijk - de eigenlijke tongblaar wel - maar zeer schadelijk, doordien het vee niet eten kan om de rauwheid der tong en soms gehemelte en soms de lippen en neus. Slijm vloeit uit de mond, welk slijm of speeksel de besmetting voortplant op andere runderen, schapen, varkens; de melk gaat weg, en het vereischt een goed toeverzicht van voedering. Deze dus genoemde ongesteldheid kreeg R.J. Koopmans den 18den reeds. Nu meer, als Sijne Pieters, Pieke Hylkes, Klaas Fokkes [de Jong?], Johannes Wijtzes, allen daar buuren van en terstond bij elkander gelegen met hun land, en grenzende aan het land van Bauke Uiltjes Westerterp of aan elkander. Doch Pieter Johannes heeft het ook onder zijn vee, en grenst er geheel niet aan. Deze ziekte is op sommige plaatzen in Friesland nu meer. Niet dodelijk, toch schedlijk, hopen wij met Gods hulp verschoond te blijven, want de voorbehoedmiddelen die men bezigt, komen mij niet goed voldoende voor."
|